Meer informatie over MijnOLVG
In MijnOLVG kunt u uw persoonlijke gegevens van OLVG inzien en beheren. U kunt bijvoorbeeld uw afspraken bekijken, onderzoeksuitslagen inzien en korte vragen stellen.
Lees verder
Een te lage bloedsuikerspiegel bij de geboorte, ofwel ‘neonatale hypoglykemie’, komt heel vaak voor. Je ziet het vooral bij prematuren, kinderen met een te hoog of te laag geboortegewicht en bij kinderen van moeders met diabetes. Een te lage bloedsuikerspiegel kan gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de hersenen. Wanneer de glucosewaarde te laag is, volgt daarom een behandeling met bijvoeding, sondevoeding of een glucose-infuus. Bij welke waarde precies behandeling nodig is om hersenschade te voorkomen, is echter nog onvoldoende onderzocht. Waardoor de gehanteerde behandelgrens per ziekenhuis kan verschillen. De grenswaarden bij verder gezonde pasgeborenen, met een zwangerschapsduur van minstens 35 weken en een geboortegewicht boven de 2000 gram, kunnen in de praktijk variëren van 2.0 tot 2.6 mmol/l.
De studie van Anne van Kempen had tot doel te onderzoeken wat de voorkeur heeft, een standaard behandelgrens (behandelen bij glucosewaarde die is lager dan 2.6 mmol/l) of een lagere behandelgrens (behandelen bij glucosewaarde die is lager dan 2.0 mmol/l). Van Kempen: ‘We hebben de behandelgrenzen die in de praktijk gebruikt worden op een systematische manier met elkaar vergeleken. Een gevolg van het aanhouden van een lage grenswaarde zou kunnen zijn dat kinderen zich minder goed ontwikkelen. Aan de andere kant worden bij het toepassen van de standaard behandelgrens misschien kinderen behandeld terwijl dat overbodig is. Sondevoeding of een glucose-infuus zijn ingrijpende behandelingen bij een pasgeborene, die je natuurlijk liever niet toepast als het niet hoeft. Deze behandelingen kunnen niet altijd op de kraamafdeling plaatsvinden, waardoor moeder en kind ook nog onnodig uit elkaar worden gehaald. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor het hechtingsproces en het op gang komen van de borstvoeding.’
Uit het onderzoek blijkt dat het voor de cognitieve en motorische ontwikkeling van het kind, gemeten bij een leeftijd van 18 maanden, niet uitmaakt of de standaard of de lage behandelgrens wordt aangehouden. Ook de opnameduur en de medische kosten waren in beide groepen gelijk. De gemiddelde glucosewaarde was iets hoger in de groep met de standaard behandelgrens, maar in de groep met de lage behandelgrens vonden minder interventies plaats zoals extra glucosecontroles, bijvoeding, sondevoeding en glucosetoediening via het infuus. Van Kempen: ‘De studie laat dus zien dat een lagere behandelgrens veilig is wat betreft de ontwikkeling op de leeftijd van 18 maanden, waardoor onnodige behandeling kan worden voorkomen.’
Anne van Kempen is trots op deze publicatie: ‘Het is het resultaat van een prachtige samenwerking met een grote groep kinderartsen in Nederland. Uiteraard zijn meer studies nodig om harde uitspraken te kunnen doen. Maar we kunnen nu beter onderbouwde keuzes maken in de behandeling van een lage bloedsuikerspiegel bij verder gezonde pasgeborenen met een zwangerschapsduur van minstens 35 weken en een geboortegewicht boven de 2000 gram.’